Door F.F. van Doornik.
De Shell rederij had (in de oorlogsjaren, red) in Abadan een officiers “pool”; zodoende kon het gebeuren dat er Engelse stuurlieden en WTK’s aan boord kwamen. Op weg van Abadan naar East London, Zuid Afrika passeerden wij het Franse eiland Madagascar. De Engelse 3e Stuurman nam rond 09.00 uur een paar zwemmers waar, die naar hem zwaaiden en iets riepen dat leek op “Oh secure”! Hij meldde dit pas om 12.00 uur bij het bepalen van het middagbestek.
De andere stuurlieden begrepen direct dat er “Au Secours” was geroepen, maar toen was het al te laat. Omkeren had volgens de kapitein geen zin, aangezien de Straat Mozambique vol zat met de gevreesde witte haaien. Bovendien, een paar Vichy-Fransen meer of minder had geen invloed op de oorlogsvoering, volgens hem.
Deze kapitein was één van de zgn. volière-kapiteins; de anderen waren De Haan, Kip, De Gans, Kieviet en Sperwer. Hij zat al 35 jaar op zee.
Wij arriveerden zonder verdere noemenswaardige gebeurtenissen in East London. Daar lag reeds de “Colombia” van de K.N.S.M., gecharterd door de Nederlandse Marine als bevoorradingsschip. Alle officieren van dat schip hadden een militaire rang gekregen, behalve de radio officieren van Radio-Holland; die kregen de rang van sergeant Seinsleutelpoetser. Zij hebben voor die post bedankt en prefereerden een baantje op het R.H.-kantoor in New York. De “Colombia” lag er al enkele maanden en de bemanning had er letterlijk en figuurlijk wortel geschoten. Groot was de schrik, toen het schip moest vertrekken naar Simonstown, een marine basis aan de zuidkust. Aan tranen geen gebrek en onder “strikte geheimhouding” verliet het schip de haven. De Kriegs Marine was echter toch op de hoogte en een uur nadat de loods van boord was gegaan, werd het schip door een torpedo getroffen. Praktisch de gehele bemanning werd gered. “s Avonds werden de festiviteiten in de plaatselijke dancing weer onverminderd voortgezet.
Eerder heb ik al verteld van incident tussen een in Singapore aangemonsterde, zeer onsympathieke Matroos-Kanonnier van de Koninklijke Marine en de Chinese bemanning. Een tweede incident deed zich voor. Op de brug stonden er altijd twee karabijnen gereed om op eventuele passerende drijvende mijnen te kunnen schieten. Onze Marineman maakte aanstalten om één van de karabijnen schoon te maken. Hij wist zeker dat er geen kogel meer in het magazijn zat, maar haalde toch nog even de trekker over. Er zat nog een vergeten kogel in. Deze ging dwars door het houten dek en belandde in een zak meel, net achter de rug van de Chinese kok. Groot tumult op het achterdek; de kok kwam met een lang mes de trap van het gun-platform opstormen, onder het voortdurend schreeuwen van “You wanna kill me, I kill you!” Het kostte flink wat moeite om die man tot bedaren te brengen. Er was één voordeel: de zwaar vervormde kogel verpletterde tientallen meelwormen op zijn weg naar het midden van de meelbaal.
Liggende te Curacao, op de boeien wachtend op een ligplaats deed zich het finale incident met onze Marineman voor. Hij moest zich afmelden bij de Marine-commandant op Waterfort. Groot was onze verbazing, toen er ’s middags een barkas met vier gewapende mariniers langzij kwam. De sergeant vroeg naar de kapitein en even later vernamen we dat we mee moesten naar het Waterfort voor verhoor. Wat bleek het geval? Onze Marineman had alle gesprekken in de messroom in een schrift genoteerd; o.a. kritiek op de Nederlandse regering in ballingschap, de Netherlands Shipping & Trading Company en nog vele andere uitlatingen. Onder elk rapport, met schreif en taalfauten, stond vermeld: “en de marconist zat er ook bij”. Vandaar dat ik met de andere officieren mee moest.
Naar de provoost!
We werden afgezet op de Ruyterkade bij de Schipbrug. “U weet verder de weg wel”, zei de sergeant. Toen wij bij de poort van het fort aankwamen, stond daar als schildwacht onze Marineman in een helder witte matrozen outfit, compleet met geweer. Wij wilden hem negeren, maar hij hield ons staan met “Wie willen jullie spreken?”.
Nou, dat wisten wij ook niet, dus kwamen wij er niet in. De 1e Stuurman legde hem uit dat als er naar ons gevraagd werd, wij ons zouden bevinden op het terras van Hotel Americano aan de andere kant van de Schipbrug. En jawel, we waren net aan ons tweede biertje begonnen, toen een peloton mariniers de Schipbrug over marcheerde, richting Americano. Alles uitgelegd en wij weer mee.
Gelukkig troffen wij twee Marine officieren die zelf bij de Koopvaardij hadden gevaren en wel begrip toonden voor het gekanker in de messroom. Alles liep met een sisser af en wij werden netjes aan boord teruggebracht. Onze ex-kanonnier die zich één van de weinige overlevenden mocht noemen van HM “Java” na de Slag in de Javazee, heeft zich tijdens de reis op onze Shelltanker niet erg dankbaar getoond.Ondanks het regelmatig verwisselen van de officieren, bleef de stemming aan boord redelijk goed. Tot er zich een conflict voordeed met de scheepskat Kobus als hoofdpersoon.
Ten anker liggend op de Clyde in Schotland, wachtend op een konvooi, hoorde een Assistent Machinist een klagelijk gemiauw. Hij keek uit de patrijspoort van de stuurmachinekamer en zag Kobus half verzopen op de roerkoning zitten. Hij bedacht zich geen moment, trok zijn zwembroek aan en dook vanaf de valreep in de rivier. Een ander liet met een lange lijn een emmer zakken en na enig tegenstribbelen werd Kobus binnenboord gehaald. Met shampoo in het washok en daarna goed warm gewreven. Wat melk en een stuk kip was Kobus weer het heertje.
De oorzaak van dit incident zou nooit opgelost zijn, als de 3e Stuurman niet tegen de 1e Stuurman had gezegd dat hij “die klere kat over de muur had gelazerd!” Iedereen witheet natuurlijk van verontwaardiging. De 3e Stuurman hield de eer aan zichzelf en vroeg na een paar weken studieverlof aan.
Ik ben de tel kwijt geraakt hoeveel militairen er in de loop der jaren bij ons aan boord werden geplaatst, zowel van de Marine als van het Britse Leger. Eén figuur is mij bijgebleven door zijn opvallende kennis van zaken en een IQ van ongeveer 2. Budge was een sterke boerenzoon uit de Midlands, had de Lagere School niet afgemaakt en meteen achter de ploeg gezet. Een aardige kerel, maar je moest hem niet vertellen dat de aarde rond was; dan kreeg je geheid ruzie.Hout drijft en ijzer niet. Dat ging er bij hem niet in. “Een schip is van staal en drijft immers ook?’ Zijn opvattingen hebben hem een jaar later zijn hachje gekost, toen het schip waarop hij voer, werd getorpedeerd nabij Freetown. Degenen die reeds in het water laten met een zwemvest om, zagen Budge boven bij de railing staan, roepend “I can’t swimm !” Eén van de officieren riep: “Take a door !”, maar tot grote schrik van de overigen, verscheen hij aan de railing met de stalen deur van de kombuis, stevig in zijn kolenschoppen van handen. Binnen een paar seconden voltrok zich het drama. Budge is niet meer gezien.Hij was een nogal vasthoudend type.